Kunnen stenen groeien?
Natuurlijk kunnen ze dat niet. Zwerfkeien zijn van keiharde steen, hoe kunnen die in zand groeien? Toch is het nog niet lang geleden dat men daar anders over dacht. Veel mensen, zeker op het platteland, waren er van overtuigd dat stenen in de bodem groeiden. Ook nu nog zijn er – voornamelijk ouderen – die dit geloven.

Het geloof dat stenen in de bodem groeiden kwam omdat boeren bij het ploegen stenen tegen kwamen die er eerder niet waren. Boeren kenden de eigenaardigheden van hun akkerland maar al te goed; plaatsen waar het gewas minder goed groeide, plekken die langer nat bleven, maar ook wist men precies aan te geven waar veel stenen in de bodem voorkwamen. En op die plaatsen groeiden keien.

Als men er tijd voor had dan verwijderden boeren de grotere stenen van de akker. Beter kwijt dan rijk zal men gedacht hebben. men had er last van bij het ploegen, oogsten en maaien. Het vreemde was dat men bij het ploegen in het voorjaar telkens weer op keien stootte die er eerder niet waren. En iets dat er eerder niet was maar nu opeens wel, dat moest op groeien wijzen. Hier komt nog bij dat men bij het ontginnen en afplaggen van de heide heel vaak keien vond die omgeven waren met kleine worteltjes, die met moeite van de steen te verwijderen waren. Bij grote keien zag men dit ook en zelfs dat de wortels daar vaak langer en dikker waren. Dit beeld klopte helemaal met wat men geloofde.

Aan kleine maar ook aan heel grote keien zaten vaak wortels vast. Als dat geen bewijs was….
Wij weten nu dat de kleine worteltjes vooral afkomstig waren van heide en dat de grotere wortels van bomen waren die zich aan het oppervlak van de verweerde en poreuze keien hadden gehecht. Dat veel akkers in Drenthe rijk aan stenen waren was sinds mensenheugenis bekend, maar waar al die keien vandaan kwamen, daar had men niet het geringste idee van. Het begrip ijstijden moest toen nog geboren worden.

Keien met wortels zag men dus als bewijs dat deze net als planten in de bodem groeiden. Geen mens die daar aan twijfelde. We weten nu wel beter. De werkelijke oorzaak is dat stenen in de winter de neiging hebben richting oppervlak te bewegen. Dat komt door vorstwerking. Zwerfkeien zijn dicht en compact, bij vorst koelen ze sterk af en houden, als het gaat dooien, de koude langer vast dan de omringende grond. Om de steen ontstaat een soort rijp van ijsnaalden. Als water bevriest zet het uit, met als gevolg dat de ijsnaalden onder de steen deze iets naar boven drukken. Het is niet veel, maar toch. Gaat het dooien dan blijft de onderzijde van de kei het langst koud. Waar het ijs rond de steen verdwenen is wordt dit aangevuld met waterige grond. De onderzijde van de kei met nog aanhangend ijs blijft het langst in deze toestand. De gedooide grond vult de open ruimte rond de steen op en houdt die als het ware gevangen, ook als tenslotte het ijs aan de onderzijde verdwenen is.

In een normale winter zit de vorst meerdere keren in de grond. Iedere keer dat ook de steen bevriest zal deze telkens een klein stukje opvriezen. In sommige winters kan dit enkele centimeters bedragen. Dit is de werkelijke reden dat boeren bij het ploegen opeens merkten dat de ploegschaar over keien kraste. Dat was het bewijs dat ze dus echt groter gegroeid waren…..
Harry Huisman