Door Tom Koops
Jarenlang stuurden mijn gezinsleden in de zomer aan op een onderhoudende, liefst zonnige vakantiebestemming. Het wel of niet voorhanden zijn van vondstmogelijkheden van fossielen was daarbij allang geen item meer, maar als de keus eenmaal gemaakt was, ging ik wel op zoek naar het natuurlijke karakter van de directe omgeving om te kijken of er in geologisch/paleontologisch opzicht iets “te halen” viel.
In 2009 viel de keuze op een vliegreis naar Kreta, het grootste eiland van Griekenland. Als liefhebber van Krijt-afzettingen leek dit mij persoonlijk een keuze met interessante mogelijkheden. Van het feit dat de definitieve bestemming, Chersonissos, door onstuimige jeugd, film en tv-programma’s inmiddels een iets minder florissante uitstraling gekregen had, was ik mij op dat moment nog niet bewust. Mede door een decentrale ligging van ons hotel hebben we echter wat dat laatste betreft geen negatieve ervaringen ondervonden.
Met behulp van Google (zie bijv. onderstaande link) kreeg ik een breed aanbod aan opties om de hobby van het fossielen verzamelen te beoefenen. Het zoeken naar fors uit de kluiten gewassen zee-egels bij Matala aan de zuidkust en de mogelijkheid van het vinden van miocene slangeneieren bij Goúves spraken mij het meest aan. Van de eerste vindplaats (een voormalige pleisterplaats voor hippies) aan de andere kant van het eiland had ik geen exacte vindplaatsgegevens weten te bemachtigen en omdat de afstand naar de tweede slechts zo’n 7 km bedroeg, koos ik uiteindelijk voor Goúves met z’n fossiele slangeneieren!
Het idee alleen al maakte bij mij veel enthousiasme los.
Op een geschikte dag zocht ik de bus richting de hoofdstad, Iráklion (Heraklion). Middels een kaartje in een reisgids kon ik de Griekse buschauffeur duidelijk maken waar ik ongeveer wilde uitstappen. Het vervolg was een warme wandeltocht over verzengend heet asfalt en twijfels of ik voor die dag wel voldoende water had meegenomen. De weg naar Goúves was op meerdere plaatsen ingesneden in mergelachtige afzettingen en na enig speurwerk leverde het een paar mooie miocene schelpen op. De exacte vindplaats voor de fossiele slangeneieren aan de rand van het dorpje bleek daarna moeilijker te vinden dan ik had gedacht, maar uiteindelijk kwam ik bij een holle weg met aan weerszijden reusachtige aloë vera’s met vervaarlijke stekels.
De zon had hier op de meeste plaatsen vrij spel en de temperatuur was navenant. De wederom mergelige, niet al te harde, ongeveer 2 tot 3 meter hoge steilwanden bevatten her en der fossiele overblijfselen van met name oesters en prachtige pecten. Er waren duidelijk sporen van voorgaande zoekactiviteiten, maar ik vond het onverantwoord om er te hakken en daardoor de wanden te ondermijnen. Het werd me snel duidelijk dat het vinden van slangeneieren geen sinecure zou zijn. Uiteindelijk lukte het me toch om een half exemplaar te bemachtigen en onder het mom van beter een half ei dan geen ei besloot ik na geruime tijd de aftocht te blazen. Te voet ben ik vervolgens de hele weg teruggelopen naar het hotel bij Chersonissos, waar ik kon terugkijken op een avontuurlijke vakantiedag.
Twijfels
Thuisgekomen rezen al vrij snel twijfels of de determinatie “slangenei” wel correct was. Na enig snuffelwerk op het internet kwam ik erachter dat dit soort cocons gemaakt worden door solitaire bijen en/of wespen die ondergronds nestelen. De vrouwtjes maken met zijde en speeksel verstevigde, korte nestgangen in steile wanden of lemige hellingen. In deze ‘poppenkamers’ leggen ze hun eitjes en vullen die verder met stuifmeel en nectar als voedsel voor de larven.
Vooral op Fuerteventura, één van de Canarische eilanden, komen dergelijke verstevigde nestgangen in grote hoeveelheden voor aan het strand. Het betreft hier naar verhouding grovere, dikwandige cocons die waarschijnlijk door antophoren (sachembijen) zijn gebouwd. Deze cocons worden beschouwd als overblijfselen uit het Plioceen, omdat antophoren een vochtig klimaat prefereren en daarom op Fuerteventura recent niet meer voorkomen.
Of dat ook voor Kreta geldt, is mij onbekend, maar ik vermoed dat het meer dunwandige exemplaar dat ik gevonden heb niet oud is en wellicht een nestgang van een aardwesp is geweest. Mijn aanvankelijke teleurstelling dat het slechts een half ei betrof was achteraf misplaatst, want na de metamorfose is het jonge dier natuurlijk gewoon uit de cocon gekropen.
Internet-referentie: Eikamp, H. en U. Kluge (2004) : Fossilienfundstellen auf Kreta –Fossilfundstelle Gouves II (Miozän), Nord-Kreta
http://www.kreta-umweltforum.de/Merkblaetter/36-04%20-%20Fossilien%20Gouves%20II.pdf