Het Hunebedcentrum in Borger is opnieuw verrijkt met een stenencollectie. De verzameling bestaat uit een mix van kristallijne zwerfstenen en zwerfsteenfossielen plus een aantal fossielen die in het buitenland verzameld zijn. De collectie is geschonken door amateur-geoloog Luit Dijkstra uit Groningen.
Luit Dijkstra is een rasverzamelaar, niet alleen van zwerfstenen en fossielen, ook strandschelpen hebben zijn aandacht, om maar niet te spreken van schepen. In het laatste geval moet je denken aan foto’s, tijdschriften en krantenartikelen. Jarenlang volgde hij met grote passie tewaterlatingen van coasters langs het Winschoterdiep, maar ook zeeschepen in de haven van Delfzijl hebben zijn warme belangstelling. Naast dit alles is Luit ook een groot natuurliefhebber.
Voor het Hunebedcentrum zijn vooral zijn Groninger kalksteenfossielen van belang. Hiermee heeft het museum een dekkende geologische collectie in huis van zwerfstenen en zwerfsteenfossielen uit het Hondsruggebied en aanpalende streken.
Fossielen in de bodem van de stad Groningen
Eeuwenlang is al bekend dat de bodem van de stad Groningen vol zit met zwerfstenen. Pleinen, straten en kades waren tot in de 19e eeuw geplaveid met miljoenen zwerfkeien. De stenen kwamen in de loop van de tijd bij graafwerkzaamheden tevoorschijn. Groningen is ontstaan op een hoog maar smal gedeelte van de noordelijke Hondsrug. Deze heuvelrug is hier nauwelijks breder dan 500 meter. Als er in de Hondsrugkeileem gegraven wordt, vormen op een paar meter diepte kalkstenen een vast ingrediënt onder de zwerfstenen, soms zoveel dat ze zo’n 70% van alle zwerfstenen uitmaken. Deze rijkdom aan Ordovicische en Silurische kalkzwerfstenen wordt elders nergens geëvenaard.
De kalkstenen zijn in de voorlaatste Saale-ijstijd, zo’n 155.000 jaar geleden, door het landijs in de noordoostelijke Oostzee, ter hoogte van het huidige Estland, uit kalksteenlagen op de zeebodem losgebroken en naar ons land vervoerd. Het is zeker dat, toen de ijstijd voorbij was, kalkstenen overal in het Hondsruggebied in de bodem voorkwamen. Uitloging en oplossing door wegzijgend regenwater heeft de kalkstenen op de meeste plaatsen doen verdwijnen. Alleen op plaatsen waar de keileemlaag uit de ijstijd een grote dikte heeft, zijn ze niet verdwenen. Dit laatste is vooral het geval op de noordelijke Hondsrug in een ca. 10km lange strook tussen het centrum van Haren tot iets voorbij het Noorderstation, in het noorden van de stad Groningen.
Hoe Luit Dijkstra verzamelaar werd van zwerfstenen
Luit en ik kennen elkaar al sinds begin jaren zestig van de vorige eeuw. Ik verzamelde toen al vele jaren stenen, maar dat was peanuts bij wat het later zou worden. Ik kwam pas goed met noordelijke zwerfstenen in aanraking toen het laatste deel van het Oosterhamrikkanaal in Groningen gedempt werd. Hiervoor werd zand gebruikt uit het Foxholstermeer bij Hoogezand. Met baggermachines werd zand samen met een hoop kluiten keileem en zwerfstenen opgebaggerd en in schuiten gestort. Bij aankomst in Groningen werd het zand uit de zandschuiten gezogen en in het kanaal gespoten. Rond de mond van de buis lagen een hoop zwerfstenen, waar ik in mocht zoeken. Wat het voor stenen waren? Toen nog geen idee.
Begin jaren zestig gebeurde hetzelfde met de Westerhaven in Groningen. De grote havenkom werd ook daar met zand uit het Foxholstermeer volgespoten. Voor de zuigbuis waren weer veel stenen te vinden. Op Westerhaven leerde ik Luit Dijkstra kennen. Hij interesseerde zich ook voor zwerfstenen. Vanaf die tijd zochten we veel samen. In het zand van de Westerhaven vond ik mijn eerste Rhomben-porfier, een bekende en ook heel zeldzame zwerfsteen uit het Oslo-gebied in Noorwegen. Ook Luit deed zijn best op de stenenhoop rond de zuigbuis. Menige kristallijne zwerfsteen verhuisde toen naar de Radijsstraat, waar hij woonde. Interessant was dat je tussen de stenen ook kalkstenen vond uit het Ordovicium en het Siluur, min of meer dezelfde soorten als die ook in de bodem van Groningen voorkwamen.
Zwerfstenen uit alle windrichtingen
In Groningen waren nog meer stenenzoekers. Eén ervan was Ab Lunshof. Ab was motoragent en was bij veel Groningers bekend, om niet te zeggen berucht. Hij vertelde ons dat hij tijdens zijn ritten door de stad regelmatig door de wijk Helpman kwam, en daar wel eens bij bouwputten zijn motor parkeerde om wat rond te kijken. Hij raapte in diensttijd menige fossiele koraal op. Lunshof, Luit en ik gingen in wisselende samenstellingen en ook vaak gezamenlijk stenen en fossielen zoeken in Drenthe en in het grensgebied in Duitsland. Vooral de zandgraverijen bij Haddorf in Duitsland waren ons doel. Op de weg er naar toe bezochten we ook de bekende kleigroeve van Suddendorf, Ochtrup en die van Schneermann. Daar zochten we in harde klei-ijzersteengeodes naar kreeften, belemnieten grote mollusken en ammonieten.
Meestentijds zocht Luit in de omgeving van Groningen en in Noord-Drenthe. Omdat enige jaloersheid niemand vreemd is, weet ik nog als de dag van gisteren dat Luit tussen Zuidlaren en Vries een zandgroeve ontdekt had, waar stenen en grind opgezogen werden. Op een avond liet hij mij zijn vondst van de dag zien: een glanzend stukje bruingrijs verkiezeld hout. Versteend hout!!!! Niet te geloven. Vanzelfsprekend wilde ik dat ook wel. Verder vond hij er verkiezelde stukjes spons, koraal en heel zeldzaam een ‘Petersburger hoedje’. Zo noemde men de kleine, halfbolvormige kolonies van fijngetekende bryozoën. Kortom, in de groeve van Bouwman in Vries/Zuidlaren hebben we gezocht.
Ongeveer in dezelfde tijd ging Luit samen met Ab Lunshof in de auto, vaak om de week naar het zandgat van Botje in Noordbroek. Daar vonden ze in het opgezogen grind Rhomben-porfieren, versteende zee-egels en talrijke lavendelblauw verkiezelde koraaltjes, sponzen, bryozoën, enz. Het zuigen van zand in Botjes zandgat is al jaren geleden gestopt, maar beide fossielenjagers hebben er bijzonder mooie fossielen gevonden. Die van Luit Dijkstra liggen nu ook in het Hunebedcentrum.
Met fiets en brommer
Je kunt je het haast niet meer voorstellen, maar stenen zoeken ging in de jaren zestig met de fiets of met de bus. Je kon toen nog met de fiets een busreis maken naar Gieten, Borger en omstreken. De fiets werd in een rek bovenop de bus geplaatst. Wat jaren later hadden wij beiden een brommer, een Berini. Oudjes onder ons zullen zich die nog wel herinneren. Niet het bekende ‘eitje’ boven het voorwiel, nee een echte brommer. Daarmee ondernamen wij vele tochten onder meer naar Werpeloh in Duitsland en naar Sibculo in Overijssel. Werpeloh was bekend om zijn mooie Rhomben-porfieren, want wilde je bij het illustere gezelschap van zwerfsteenzoekers behoren en voor vol worden aangezien, dan moest je minstens een Rhomben-porfier gevonden hebben. Voor fossielen gold min of meer hetzelfde. Had je nog geen Aulocopium of Astylospongia (=verkiezelde sponzen) gevonden, dan hoorde je eigenlijk niet bij de club.
Luit vond zijn eerste Rhomben-porfier tijdens een fietstocht naar het Bunnerveen, dat toen nog in ontginning was. Deze vondst bracht het nabij gelegen Hoge Veld in beeld. Het Bunnerveen was de laatste grote heide/veenontginning in Drenthe. Wat er voor terug kwam is nu een fantasieloze, uitgestrekte vlakte met grasland. Als je nu door het gebied rijdt, heb je geen idee dat hier ooit een van de allermooiste heidegebieden in Noord-Drenthe lag.
Zuidelijk van het Bunnerveen lag het Hoge Veld. Dit is een hoger gelegen deel van de keileem-rug van Zeijen. Een groot deel van het Hoge Veld is in de oorlog en daarna in landbouwgrond omgezet. Toen Luit er voor het eerst kwam miegelde het nog van zwerfstenen. Ze lagen er bij duizenden. Luit en ik brachten er menige middag door om vervolgens met volle fietstassen huiswaarts te keren.
Het was op een middag dat ik daar, samen met Luit, mijn eerste zwerfsteen van Ekeriet vond. Net als Rhomben-porfier is dit ook een gidsgesteente uit het Oslo-gebied in Noorwegen, en die waren zeldzaam. Dat het een Ekeriet was, wist ik toen niet zeker. Menno Huizinga, een specialist in Oslo-gesteenten, bevestigde mijn vondst.
Luit Dijkstra en kalksteenfossielen
Opzij van al onze zoektochten met fiets, bus en brommer beleefden we onze mooiste zoekmomenten in de stad Groningen. Eind jaren zestig, begin jaren zeventig werden in Groningen de wijken Selwerd en Paddepoel gebouwd. Hiertoe werden vanaf het Noorderstation over een lang traject een diepriool aangelegd in de stenenrijke keileem van de Hondsrug. Zwerfstenen kwamen met duizenden te voorschijn. De uitgegraven grond met stenen lag wekenlang naast de diepe rioolsleuven. Het was een eldorado daar. Hier vonden we naast kristallijne zwerfstenen, zoals rapakivi-granieten, diorieten, gabbro’s en porfieren, vooral veel fossielrijke kalkstenen. Als je de kalkstenen met de hamer doorslaat vind je, allerlei soorten schelpen, mosdierkolonies, zeeleliestengeldelen, mosselkreeften, trilobieten en relatief veel losse fossiele koralen. Deze laatste zijn een specialiteit van de noordelijke Hondsrug. In de loop van de tijd zijn er duizenden van gevonden. Voor Luit Dijkstra was dit een soort eldorado en voor hem ook heel makkelijk bereikbaar.Na werktijd struinde Luit de tientallen hopen gestorte keileem op de graslanden naast de Noorderbegraafplaats af. Hij vond veel mooie koralen, waaronder de allergrootste Syringopora-koraal die ooit in de Hondsrug gevonden is. Deze koraal wordt ook wel ‘orgelpijpkoraal’ genoemd, omdat de koraalbuisje aan orgelpijpen doen denken. Verder raapte Luit kettingkoralen, honingraatkoralen (Favosites) en sterretjeskoralen (Thecia) op, de een nog mooier dan de ander.
Wellicht zijn mooiste tijd beleefde Luit pal achter zijn huis, waar men druk bezig was de nieuwe woonwijk Paddepoel bouwrijp te maken, en waar men bezig was diepe vijvers te graven voor afwatering en waterberging, tussen de Noorderbegraafplaats en de Wilgenlaan. Die bij de Moesstraat leverde bijzonder veel kalksteenfossielen op, waaronder ook weer talrijke koralen. We hebben het er nog wel over als we bij elkaar zijn. Vindplaatsen als langs de Wilgenlaan waar zoveel mooie fossielen gevonden werden, zijn er daarna in Groningen en Haren vrijwel niet meer geweest.
Wat gaat er met de fossielen van Luit Dijkstra gebeuren?
In het Hunebedcentrum zijn voor de Groninger en andere zwerfsteenfossielen een aantal grote ladenkasten gereserveerd. De kalkstenen en de verkiezelde grindfossielen krijgen hierin een plaats. We kunnen gerust stellen dat we met geologisch erfgoed te maken hebben, dat ten nauwste gekoppeld is aan het UNESCO Global Geopark de Hondsrug. De kristallijne zwerfstenen worden na selectie opgenomen in de collectie in de kelder in het kenniscentrum. Sommige krijgen een plaatsje in de kleine keientuin naast het gebouw. Verder wordt de ijstijdexpositie in het kenniscentrum voor een deel opnieuw ingericht en uitgebreid met een drietal glasvitrines.. In één van de vitrines wordt een selectie van Luit Dijkstra’s kalksteenfossielen permanent tentoon gesteld.
Harry Huisman
Harry Huisman is conservator geologie in het Hunebedcentrum.
Dit bericht is met toestemming gekopieerd van het Hunebed nieuwscafé
Voor meer artikelen over zwerfstenen zie pagina: https://gea-drenthe.nl/zwerfstenen