Onder de zwerfstenen schuilen ook zeldzame soorten. Eén ervan is onlangs gevonden in een grote hoop zwerfkeien bij het Hunebedmuseum in Borger, een granaatcoroniet
Nederland barst van de stenen. Dat klinkt vreemd voor een land dat voornamelijk uit klei, zand en veen bestaat, maar het is wel zo. Nu zijn verreweg de meeste van die stenen weliswaar door ons zelf gemaakt, maar natuurlijke stenen zijn er ook genoeg. Vooral in Drenthe vond en vindt men die bij duizenden. Dat bewijzen de vele honderden enorme hunebedkeien wel.
De hunebedstenen zijn samen met talloze kleinere zwerfkeien afkomstig van harde rotsgesteenten buiten Nederland. Het is niet teveel gezegd dat vooral de gletsjers in de voorlaatste ijstijd vele miljarden zwerfkeien naar ons land vervoerd hebben. Stenen afkomstig van de oeroude rotsbodem in Zweden, Finland en de tussengelegen Oostzeebodem.
De oeroude rotsen daar bestaan uit een grote verscheidenheid aan gesteenten. Gneis komt wel het meest voor, maar graniet is daarnaast niet minder bekend. Alleen al daarvan bestaan vele honderden soorten.
In het recente verleden hebben wetenschappers en vooral amateur-geologen her en der in Scandinavië gesteenten verzameld, in de hoop dat daaronder soorten schuilen die overeen komen met zwerfkeien in Nederland. Dat bemonsteren van rotsgesteenten heeft geleid tot het herkennen van zo’n 140 soorten zwerfsteensoorten, meest granieten, waarvan de plaats van herkomst nu nauwkeurig bekend is. Deze zwerfstenen noemt men gidsgesteenten omdat deze je a.h.w. naar hun ‘geboorteplaats’ in Scandinavië leiden.
Nog steeds vindt men nieuwe soorten gidsgesteenten. Sommige zijn erg algemeen. Op de Hondsrug bijvoorbeeld vind je bijzonder veel roodachtige granieten met ronde vlekken en ringen erin, die afkomstig zijn van de Alandeilanden, helemaal in het uiterste noord van de Oostzee bij Finland. Wij kennen ze onder de verzamelnaam van rapakivi’s.
Onder de zwerfstenen schuilen ook zeldzame soorten. Eén ervan is onlangs gevonden in een grote hoop zwerfkeien bij het Hunebedmuseum in Borger. De hoop keien is afkomstig uit de buurt van Zuid-Barge bij Emmen, de Hondsrug dus. Hoewel zeldzaam een betrekkelijk begrip is – na het bekend worden van nieuwe zwerfsteensoorten worden er in korte tijd al snel meer bekend – is de steen van het Hunebedmuseum in dubbel opzicht een buitenkansje. Allereerst de naam: Granaatcoroniet. De kei is afkomstig uit een klein gebied in Zuid-Zweden.
Nog niet eerder is er een exemplaar van in Nederland ontdekt. In Duitsland wel, maar ook daar zijn ze op de vingers van een hand te tellen. Het is bovendien een grote steen en nog loodzwaar ook. De grootste doorsnede is zo’n 60cm, met een gewicht ruim boven de 100 kg! Het grote gewicht wordt mee bepaald door de minerale bestanddelen in de steen. En juist het samenspel van deze zware minerale bestanddelen maken de kei zo bijzonder.
Er is nog een derde reden waarom het museum met de steen in zijn nopjes is. Men heeft in het Hunebedmuseum vergaande plannen om op het buitenterrein een stenentuin aan te leggen. Daar zijn veel zwerfkeien voor nodig, vandaar de grote hopen keien langs de Bronnegerstraat. Samen met een aantal andere mooie en interessante zwerfkeien zal de nieuwe ontdekking ongetwijfeld een prominent plaatsje krijgen.
Wat is granaatcoroniet?
Namen van stenen hebben iets te vertellen. Heel vaak heeft de naam betrekking op de samenstelling van de steen. Soms wordt ook de vindplaats ermee aangegeven. Smalandgranieten bijvoorbeeld zijn veelvoorkomende zwerfkeien. Dat is een groep granieten afkomstig uit de provincie Smaland in Zuid-Zweden. Granaatcoroniet komt weliswaar ook uit Zuid-Zweden, maar zijn naam heeft betrekking op de samenstelling en zijn structuur.
Gesteenten zijn doorgaans samenklonteringen van mineralen. Granaat is zo’n mineraal, sterker nog: Granaat is zelfs een edelsteen! Alleen jammer voor ons, de granaten in onze zwerfkeien missen de kwaliteit van edelstenen. Het is niet anders.
In ‘coroniet’ herkennen we het woord ‘corona’. Een krans dus of een omhulling. Dat is nu precies wat in granaatcoroniet het geval is. De steen bestaat voor een deel uit talloze heel kleine granaatjes die kransjes of zomen vormen om andere mineralen. Die andere mineralen zijn plagioklaas, pyroxeen en hoornblende. De laatste twee zijn donkergekleurde mineralen. Plagioklaas is een veldspaatsoort die wit verweert.
De talrijkheid van de granaatjes zorgt ervoor dat het gesteente niet zwart-wit van kleur is, eerder zou je van een bruinzweem kunnen spreken. En dat is nu precies waar de kei in Borger aan beantwoord. De bruinrode granaatjes zijn kleiner dan 1 mm, soms iets grover. Ook de overige mineralen schitteren niet door grootte en herkenbaarheid. Een opvallend kenmerk van granaatcoroniet is verder dat het niet gestreept is. Dat is namelijk een kenmerk van omzettingsgesteenten. Toch is granaatcoroniet is een omzettingsgesteente, d.w.z. het is in de loop van de tijd door langzaam werkende processen in de aardkorst uit een ander gesteenten – in dit geval een gabbro – ontstaan. De mineralen in granaatcoroniet zijn niet in strepen of in lagen gerangschikt. Alle bestanddelen liggen richtingloos naast elkaar.
Granaatcoroniet – officiëel ‘granaatcoronitische basische granuliet’, maar dat is voor intimi – is afkomstig uit een gebied bij de plaats Gislaved bij Jönköping in het zuiden van Zweden.
Vergelijkbare granaatcoronieten zijn ook bekend uit Zuid-Noorwegen. In het Bamble-gebied ten zuidwesten van Kragerö komen ze ook op verschillende plaatsen voor. Toch is dat niet het herkomstgebied van onze zwerfsteen. Stenen uit dat gebied zijn in de voorlaatste ijstijd niet door het gletsjerijs in onze richting vervoerd. Blijft over Zuid-Zweden als meest waarschijnlijke plaats van herkomst. Evengoed nog zo’n 900 km hier vandaan!
Harry Huisman