Inhoudsopgave
Akkerstenen
Zwerfstenen blijven voor verrassingen zorgen. De variatie aan steensoorten is bijzonder groot, maar dat niet alleen. Zo nu en dan duikt een zeldzaam exemplaar op, dat een uurtje zoeken in de kou goed maakt. De moeilijkheid bij zwerfstenen is de herkenning. Loop je al wat jaren mee, dan lukt het steeds beter om soorten te herkennen, maar makkelijk is het niet. Daarnaast krijg je soms met omstandigheden te maken die op een andere manier een vlotte herkenning in de weg staan. Neem akkerstenen.
Als er één groep zwerfstenen is waar de meeste verzamelaars met een grote boog om heen lopen, dan zijn het wel akkerzwerfstenen. Een verblijf van tientallen jaren in en direct onder de bouwvoor zorgt er voor dat de stenen nagenoeg onherkenbaar worden. Daar wil je als verzamelaar je tijd niet aan spenderen. Toch loont het, vooral als je wat maatregelen neemt. De keien komen bij het oogsten in de herfst tevoorschijn. De boer gooit ze op een hoop, en met een beetje geluk ‘overwinteren’ ze op de akker.
In de loop van de wintermaanden spoelt regen veel vuil weg, en last van onkruid heb je evenmin. Alleen, de hardnekkige zwartbruine humusaanslag op de stenen verdwijnt niet. Dit was ook het geval met de hoop akkerstenen op de foto. Als je trek had kon je nog een aardig maaltje aan aardappelen tussen de keien verzamelen, hoewel sommige al in een vreemd papperige toestand verkeerden. De hoop keien lag op de westflank van het Hoge Veld. Ieder jaar is er in dit gebied op de akkers tussen Bunne en Norg in Noord-Drenthe wel een hoop keien te vinden.
Hoge Veld
Het Hoge Veld is, zoals de naam al suggereert, een hoger gelegen gedeelte op de zand/keileemrug van Zeijen. Deze smalle heuvel rug loopt van het dorp Zeijen tot voorbij Altena bij Peize. Lokaal komen hier heel bijzonder veel zwerfstenen voor. In de loop van de tijd zijn er al miljoenen verdwenen, maar nog steeds is de voorraad keien in de bodem niet uitgeput. Op de Zeijenrug komen twee soorten keileem voor; beide met een Oost-Baltische samenstelling. Dit herken je aan de zwerfstenen. Het miegelt van rode Aland-rapakivi’s en verwanten. Beide Oost-Baltische keilemen zijn op het eind van de Saale-ijstijd, zo’n 155.000 jaar geleden, afgezet door de Hondsrug-ijsstroom. Op de flanken van de Zeijenrug komt keizand voor van een nog oudere keileemafzetting. Deze dateert uit de tijd dat het Scandinavische landijs in de Saale-ijstijd Nederland voor het eerst binnen drong. Dit oudere keileemtype bevat heel veel zwerfstenen uit Midden- en Zuid-Zweden, de zuidelijke Oostzee en Denemarken. Smaland-graniet en helleflint zijn heel gewoon, sommige Dalarne-porfieren ook. Zo nu en dan komt daartussen een zwerfsteen voor uit Zuid-Noorwegen. Dat zwerfstenen uit dit deel van Scandinavië zo zelden in ons land gevonden worden, komt doordat het gletsjerijs uit Noorwegen in de Saale-ijstijd eerst een tijdje zuidwaarts stroomde, maar meestentijds bewoog het in de richting van het Noordzeegebied. Daarom vind je op de stranden van Norfolk tot Hull in Engeland relatief veel zwerfstenen uit het Oslo-gebied en bij ons veel minder.
Ekeriet
In de loop van de tijd heb ik op het Hoge Veld verschillende zeldzame ‘Noren’ gevonden, de bekende rhombenporfier voorop. Nu en dan kom je ook andere soorten tegen, maar die zijn moeilijker te herkennen. Mijn eerste Ekeriet, een bleekkleurige oranje graniet uit het Oslo-gebied, kwam ook van het Hoge Veld. Het was de eerste zwerfsteenvondst van Ekeriet in Nederland. Een opsteker destijds. Na twee andere vondsten in Ellertshaar en in Borger, ook in Drenthe, vond ik eind februari een vierde exemplaar. Voor zover bekend zijn er in heel Nederland maar vijf vondsten van dit gesteente bekend. De steen raapte ik op uit de hoop keien op de foto. De keien waren zo onaantrekkelijk en vuil dat ik ze pas een paar dagen geleden schoongemaakt heb, en….ze daarna trakteerde op onderdompeling in water met dikke bleek. Hierdoor verdwijnt ook de hinderlijke bruine humusaanslag.
Na de schoonmaakbeurt bleek dat er onder de meegenomen stenen een Ekeriet schuil ging. Ik had de steen meegenomen omdat hij mij bijzonder leek, maar in het veld kreeg ik er geen vinger achter.
Opnieuw een Ekeriet. De graniet is aan de buitenzijde door verwering sterk gebleekt. Op het breukvlak is de kleur in vochtige toestand geeloranje. Zo te zien bestaat deze Ekeriet uit twee mineralen: alkaliveldspaat en kwarts. Hier en daar zijn wat kleine zwarte vlekjes te zien van biotiet en kleine roodverkleuringen door hematiet. Plagioklaas is nagenoeg afwezig, ook zwartgroene aegerien (=augiet-soort) ontbreekt. Kwarts is in ruime mate aanwezig. De kristallen zijn meest hoekig, en glazig grijs. De kwartsen vormen aan elkaar gegroeide aggregaten. Ekeriet kan veel kwarts bevatten, soms meer dan 40%. Dit is bij deze zwerfsteen niet het geval, hoewel het kwartspercentage hoog is.
Oorsprong
Ekeriet is een gidsgesteente uit het Oslo-gebied in Zuid-Noorwegen. Het dankt zijn naam aan het Eikern-meer in dat gebied. Verder komt het gesteente ook nog voor noordelijk van de stad Oslo. In de petrologie is Ekeriet een alkaliveldspaat-graniet, d.w.z. een graniettype dat geen of heel weinig plagioklaas bevat. De steen wordt opgenomen in de collectie van het Hunebedcentrum.
Harry Huisman
Harry Huisman is conservator geologie in het Hunebedcentrum.
Dit bericht is met toestemming gekopieerd van het Hunebed nieuwscafé
Voor meer artikelen over zwerfstenen zie pagina: https://gea-drenthe.nl/zwerfstenen