Lezing: Campanile giganteum en andere fossielen van het bekken van Parijs
Door: Johan Vellekoop
Wij nodigen u uit voor een lezing over de Fossielen van het bekken van Parijs, De reuzenslak Campanile giganteum, als bijzonder klimaatarchief uit de Eocene broeikaswereld.
- Datum: vrijdag 15 november 2024
- Tijd: 20:00, de zaal is open vanaf 19:30
- Locatie: Hunebedcentrum Borger
Zie voor meer informatie over de locatie: https://gea-drenthe.nl/wie-zijn-we/locatie
De afdelingsavond is toegankelijk voor zowel LVGA-leden als andere geïnteresseerden.
Johan Vellekoop
Johan Vellekoop heeft geologie gestudeerd aan de Universiteit Utrecht en werkt tegenwoordig als assistent-professor aan de Universiteit van Leuven. Hij promoveerde op onderzoek naar de milieu- en klimaatveranderingen rond de Krijt-Paleogeengrens, die bekendstaat als de periode waarin de dinosauriërs uitstierven.
Binnen onze vereniging is Johan vooral voor de leden die al wat langer meelopen een bekend gezicht omdat hij al sinds 2004 lid is van Gea Drenthe. Tijdens zijn eerste excursie naar het Lahndal in Duitsland toonde hij zich als een uiterst enthousiaste verzamelaar; alles wat hij tegenkwam, moest mee. Al snel had hij een flinke stapel vondsten verzameld rond zijn tent.
Van mensen die Johan goed kennen, horen we dat hij in dit opzicht nog steeds dezelfde is gebleven.
Het is prachtig om te zien hoe onze gezamenlijke hobby voor sommige leden uitgroeit tot een succesvolle carrière.
De reuzenslak Campanile giganteum (Lamarck, 1804) als bijzonder klimaatarchief uit de Eocene broeikaswereld.
Veel fossielenverzamelaars zijn ze wel eens tegengekomen op een fossielenbeurs of hebben ze zelf verzameld in de Champagnestreek in Frankrijk: de reuzenslak Campanile giganteum (Lamarck, 1804). Met lengtes die tot wel 90 cm kunnen reiken, behoort deze slak tot de grootste ooit gevonden. De bekende Campanile-slakken uit de Champagnestreek stammen uit het Eoceen, een periode waarin het wereldwijde klimaat uitzonderlijk warm was. Grote delen van Europa lagen toen onder ondiepe, subtropische zeeën, die een rijkdom aan leven herbergden. Deze warme wateren, bevolkt door talloze soorten slakken, tweekleppigen, haaien, inktvissen en koralen, waren ware hotspots van biodiversiteit. Maar wat maakte deze ondiepe Eocene zeeën nu zo soortenrijk?
Geoloog Johan Vellekoop van de Katholieke Universiteit Leuven en het Natuurhistorisch Museum Brussel onderzoekt de chemische samenstelling van Campanile-slakken om te achterhalen hoe de Eocene zeeën in de Champagnestreek eruitzagen en hoe deze omstandigheden bijdroegen aan de lokale biodiversiteit. Hij analyseert daarvoor stabiele koolstof- en zuurstofisotopen van de fossiele Campanile giganteum en vergelijkt deze met zijn moderne verwant uit zuidwest Australië, Campanile symbolicum. Uit zijn onderzoek blijkt dat het zeewater in de Champagnestreek met temperaturen tot wel 32 °C aangenaam warm moet zijn geweest. Dit gunstige klimaat liet de Campanile-slakken niet alleen uitgroeien tot indrukwekkende afmetingen, maar zorgde er ook voor dat ze uitzonderlijk snel konden groeien.